De Azteken leefden rond 2500-1500 v. Chr ze leefden in Midden-Amerika (zie foto hieronder)

De Azteken gingen wonen in de vruchtbare laaglanden aan de Golf van Mexico. Toch zijn de Azteken hier niet gaan wonen. Deze gebieden waren namelijk al bewoond door andere stammen.

Uiteindelijk gingen ze wonen op een moerassig eiland in het Texcocomeer. De ligging van het eiland was handig aangezien de Azteken hun gebied goed konden verdedigen. Andere stammen konden dan weer gemakkelijk worden aangevallen. Op dit eiland werd ook de hoofdstad Tenochtitlan gemaakt. Deze stad was verbonden met het vasteland door een natuurlijke dijk van stenen, rotsblokken en aarde uit de vulkaan.

Het Texcocomeer lag heel erg laag. In de zomer stroomden de andere meren over en liep het water naar het Texcocomeer. Deze grote oppervlakte werd het Maanmeer genoemd. De Azteken kenden ook erg droge plekken in de noordelijke hoogvlakte van het Azteekse rijk.

Het Azteekse vasteland lag vrij hoog, hierdoor kon het flink afkoelen. Dit was natuurlijk niet goed voor de oogst. Ook de vulkaanuitbarstingen zorgden ervoor dat dat het land onvruchtbaar werd gemaakt. De Azteken hadden niet veel vruchtbare grond om te verbouwen, daarom legden ze Chinampa’s aan. Deze eilandjes werden aangelegd om groenten, kruiden en planten te verbouwen